Verslag Fjoer Rin Makkum

Vooraf
flyer fjoer rin 2013In alle gemoedsrust vroeg ik me af of er misschien een vuurtoren staat (heeft gestaan) daar in Makkum. Maar nee hoor, niets van dat. Dan maar eens navraag gedaan bij een van de bestuursleden van Loopgroep Makkum. De Loopgroep is samen met de Oranje Vereniging van Makkum initiatiefnemer en derhalve verantwoordelijk voor de organisatie van de Fjoerrin. Het zit zo; “ ‘t Lopend Vuurtje” is het clubblad van de Makkumer Loopgroep. Met een beetje goede wil is in “vuur en vlam” een oranje gloed te herkennen. Combineer dat met het oranje van die andere vereniging en dan heb je vanzelf Fjoerrin. Je moet er maar op komen, origineel is ’t wel..

Makkum heeft een rijke historie. Van oorsprong een Poort naar de Zuiderzee en nam aldus een strategische positie in. Zo kon Makkum zich ontwikkelen tot een belangrijk bedrijvigheids- en handelscentrum. De grote bloeiperiode vond plaats in de 17de eeuw. Steen- en tegelbakkerijen (Koninklijke Tichelaar) , schelpkalkovens en scheepswerven waren de pijlers. Voor het vervoer over water lag Makkum ideaal. In de 18de eeuw zandde de kust met als gevolg dat langzaam maar zeker van de strategische ligging niet veel meer over bleef. De visserij, niet geheel onbelangrijk, is altijd wat ondergeschikt gebleven aan de overige bedrijvigheid. Geen vuurtoren dus in Makkum. Het waarom is niet te achterhalen; men volstond met een of meer lichtopstanden (lichtboeien) in de Zuiderzee.

Wat Mooi
Wat was het een prachtige middag die zondag de 28e april; zon, niet veel wind, een parcours met een uitzicht dat zich laat vatten in slechts een kwalificatie: adembenemend mooi! De weilanden grasgroen, hier en daar een akker, gisteren blijkbaar geploegd, in de verte het silhouet van een “piepklein dorpje”, verspreid liggende boerderijen, de walkanten van sloten en vaarten op de zonkant met het geel van de paardenbloemen en een temperatuur van, voor ons hardlopers ideaal, 10˚ C. De Zuidwesthoek op zijn best. Tot mijn grote verrassing ook nog een akker met bloeiende tulpen. Dan moet toch een voorrecht zijn om daar te mogen hardlopen.

Op Weg
Zo staan daar …… hardlopers voor de vijf, de tien km en de halve marathon. Ik wil vandaag proberen rond de 1.55 te lopen; dat komt neer op een tempo van rond de 5.20 min de km. In afwachting van de start staan we niet in stille aanbidding op het startsein te wachten. Neen, de meute trappelt, zwaait wat met armen, draait wat met heupen, buigt knieën en er wordt vooral heel druk gepraat. Veel ruimte is er niet, maar het is voldoende. Het sein om te starten wordt gegeven. Ik loop en met mij al die andere loopverslaafden naar de buitenkant van het dorp. Het is goed te merken dat vrijwel iedereen nog zoekende is naar het juiste ritme. Het tempo is erg onregelmatig. We zijn het dorp nog niet uit of voor mij ontstaat een grote ruimte in het lopersveld. Ik weet het, dat zijn de echten, de snellen, de z.g. prijsvechters. De groep waarin ik mij bevind ziet het met lede ogen aan, maar we leggen ons er hijgend bij neer. Zij lopen tijden die voor ons niet zijn weggelegd. Als we de polder in duiken zit de stemming in onze groep er goed in. De vijf kilometer heeft ons al verlaten. Rechts achter de dijk van het IJsselmeer ligt de Makkumer Zuidwaard en links van ons hebben we zicht op het vlakke land. Ruim voor Piaam slaan we linksaf (terwijl de 10 km onder de dijk door loopt naar het keerpunt in het dorp Piaam). Wij zijn nog met een man of tien. We genieten van de vergezichten en de skyline van Idsgahuizum. Als we het dorp hebben verlaten richten we ons op Allingawier, maar we weten dat we dat dorp niet aan zullen doen. We slaan af naar het zuiden, op naar Ferwoude. De wind komt nu pal van voren. Van de tien zijn er nog negen over. Het tempo ligt rond de 5.10 min/km. Dat stemt mij tot grote tevredenheid. Op kop worden de leeftijden uitgewisseld; twee boven de zestig en een er net onder; daarachter “de jeugd”. De stemming blijft opgewekt, het tempo constant, net als de wind, auto’s passeren en een enkele fietser peddelt ons tegemoet. Ferwoude nadert met rasse schreden. Als we het dorp verlaten volgt het parcours het fietspad, dat ons slingerend met iedere stap dichter bij de bevrijding brengt. De man met de hamer weet ik nog ternauwernood te ontlopen. Hij stond er geheel onverwachts aan het begin van het fietspad. Met de wind in de rug kan ik even op adem komen. Dat heeft de achterhoede blijkbaar ook nodig. Van een gesloten groep is al geen sprake meer. Ik gun me geen tijd om achter mij te kijken, maar ik zie dat we nog met zijn vijven over zijn. Links een mooi drassig stukje natuur met foeragerende vogels.  We passeren Gaast en dan lopen we onder de dijk over de weg naar Piaam, het is druk; veel fietsers, een enkele wandelaar, geregeld auto’s en motoren. We pikken een jonge dame op en nodigen haar uit om aan te haken. Ze is blijkbaar veel te snel gestart en moet het nu bezuren. Ze houdt het een kilometer vol. Dan laten we haar harteloos achter. Met het zicht op Makkum zijn we even later nog met zijn vieren. Het tempo is weliswaar wat gezakt, maar met 5.15 min/km nog alleszins aanvaardbaar. We weten dat we, als we de polder uitkomen, niet rechtstreeks naar de finish, die dan op een 300 meter ligt, mogen. Om de 21,1 vol te maken zullen we Holle Poarte nog moeten ronden. En om de moed er in te houden, want de vermoeidheid begint wat op te spelen, wijzen we elkaar op een tweetal nog te nemen horden: het strand en de klim in het natuurgebied. Even voor het strand zijn we nog met z’n drieën.

Waterloo
Frank KlasenDat vermaledijde strand wordt bijna mijn Waterloo. Ik moet de twee mede strijders laten gaan. Ik heb geen tijd om de pest in te krijgen. Ik heb genoeg aan mezelf. Het tempo is niet meer constant met als dieptepunt een 5.30 min/km. Dat is nieuw voor mij. Meestal heb ik aan het eind van een halve nog wel wat over om te versnellen. Ik verlaat het zand in de hoop mijn ritme weer op te kunnen pakken. Maar dat is ijdele hoop. Het blijft worstelen. Nog even links af het natuurpad op. Omhoog. Wat een ellende! Was ik maar bij de finish en wat heb ik een dorst. De twee hebben het blijkbaar ook even moeilijk, want ik loop iets op ze in. Tenminste dat denk ik. Ik leg me erbij neer dat het tegendeel waar is. Het wordt overleven. Maar ik vind opnieuw houvast. Een (jonge) vrouw en (jonge) man lopen binnen gehoorsafstand. Tergend langzaam loop ik op ze in. En met nog een kilometer te gaan, heb ik ze te pakken. Dat zorgt voor energie. De laatste 100 meter is geplaveid met rozen: vals plat, nu niet omhoog maar weldadig aflopend. Tevredenheid overheerst met een gemiddelde tijd van 5.12 min/km.

Meeloper

Eén gedachte over “Verslag Fjoer Rin Makkum

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.